Een tijdje geleden mocht ik een voordracht houden over de opmars van de cloud op een congres van systeembeheerders. Ik dacht, ik leg het er eens lekker dik bovenop en schetste een beeld van een ideale, nabije toekomst waarin servers, opslag en alle andere infrastructuur achter het kapje van het stopcontact zijn verdwenen. Wat mooie beelden van de industrialisatie van elektriciteit erbij om de onvermijdelijkheid hiervan te illustreren (een foto van Edison doet het goed) en ik vond dat ik goed op stoom was. Toch kreeg ik een onbehaaglijk gevoel. Halverwege de voordracht pauzeerde ik een paar seconden. Ik luisterde naar de zaal. Daar was het stil. Muisstil. Ergens ver buiten liep iemand met een winkelwagentje over straat. Links achterin bij het balkon hoorde ik overduidelijk een speld vallen.
De stemming kwam er niet meer in. Achteraf realiseerde ik me dat ik aan kalkoenen het concept van Kerst had uitgelegd. Het klinkt warm en gezellig maar op de een of andere manier heb je er een dubbel sentiment bij. Het vak van systeembeheerder gaat ingrijpend veranderen. We kunnen gefascineerd zijn door de technologische ontwikkelingen die dat mogelijk maken. Maar we vragen ons tegelijkertijd af of ons werk vroeg of laat niet in een pruttelende braadslee eindigt.
Of we ontkennen natuurlijk alles. Rond het verschijnsel cloud en infrastructuur hebben we daar ondertussen de private cloud voor verzonnen. Dan omarm je de typerende technologieën als virtualisatie, clustering en server pooling en ga je zelf lekker voor cloud provider spelen in je eigen, lokale rekencentrumpje. De boze buitenwereld blijft comfortabel op afstand. En waar heb je je eigenlijk druk over gemaakt: het werk is er alleen maar complexer en uitdagender op geworden.
Ach ja. Die systeembeheerders toch.
Of gaan we met software engineering dezelfde kant op? Met de snelle opkomst van Software as a Service gaat het vak van systeemontwikkeling zonder twijfel net zo hard verschuiven. Het wordt veel eenvoudiger om applicaties via het netwerk af te nemen en van de weeromstuit zullen er steeds meer standaard toepassingen komen in allerlei soorten en maten. Combineer dat met open, servicegeoriënteerde interfaces en de oplossingen worden aan elkaar geregen vanuit componenten en standaardpakketten die zich ergens in de cloud verbergen. De eerste reflex wordt er een van het zoeken van de juiste componenten, niet het opstarten van je ontwikkeltool. Daarna uitbreidingen aanbrengen en de boel aan elkaar lijmen: veel meer dan een lichtgewicht scripttaaltje heb je er niet voor nodig. Eindelijk een doorbraak in productiviteit aan de horizon, na bijna 15 jaar met de terreur van potsierlijk complexe programmeertalen als Java en C# aan de slag te zijn geweest.
Zijn daarmee de kerstklokken gaan luiden in het vakgebied? Zo te horen niet. Volgens mij rinkelt er zelfs nog geen piepklein belletje. Blij verrast hebben we ondertussen Platform as a Service ontdekt. Je gebruikt dan weliswaar de cloud, maar daar draai je je eigen, zelfgemaakte toepassingen in. Microsoft's Azure is er een mooi voorbeeld van: het besturingssysteem, de database en de rest van de middleware worden voor je vanaf het Internet geregeld. En verder ontwikkel je zorgeloos je toepassingen met C# of Visual Basic zoals je dat altijd al gedaan hebt.
Niets aan de hand.
Google's App Engine lijkt ondertussen dezelfde richting in te slaan. In eerste instantie werd alleen Python ondersteund: van oudsher een elegant, zuiver taaltje waarmee software vanuit allerlei bronnen makkelijk aan elkaar wordt gelijmd. Maar gelukkig kunnen ontwikkelaars nu ook gewoon weer met Java aan de slag. Systemen bouwen op de archaïsche manier die je gewend bent en ze daarna kunnen draaien op de infrastructuur van Google's rekencentra: die cloud is zo gek nog niet.
Samen met de andere kalkoenen draaien we nog eens wat rondjes in de ren. Aan de overkant haalt de boer de eerste kerstverlichting tevoorschijn. Gezellig!
Gepubliceerd in Software Release Magazine nummer 4, november 2009
zaterdag, januari 23, 2010
donderdag, januari 21, 2010
IT Executive column: Rottweiler IT
Een oude tegeltjeswijsheid leert ons dat honden en hun baasjes vroeg of laat op elkaar gaan lijken. En inderdaad, zelfs in mijn directe omgeving heb ik de onweerlegbare bewijzen dat dit het geval is. Wie kent ze niet? De oude dametjes met hun trillende juffershondjes. De getatoeëerde trainingpakken met hun opgefokte pitbulls. De stationwagenrijders met hun Labradors. Niet alleen kiezen eigenaars het type hond dat bij hen past, maar in de loop van de tijd wordt de wederzijdse blootstelling zichtbaar in uiterlijk en gedrag.
Net als met IT eigenlijk. Je krijgt het rekencentrum, de infrastructuur en de applicaties die je verdient. Klagen heeft daarom geen zin: je kijkt alleen maar naar jezelf in de spiegel. Er is weinig kennis van psychologie en antropologie nodig om de verbanden te zien.
Toon mij uw IT en ik vertel u wie u bent. Zo simpel is het.
Als de IT-afdeling manhaftig vasthoudt aan Windows 95 (dit is niet ironisch bedoeld, er zijn plekken waar OS/2 nog het strategische besturingssysteem is) dan hebben we instinctief een beeld van de veranderingsbereidheid en het lef van de bijbehorende organisatie. Als de helpdesk de telefoon slechts met grote tegenzin opneemt, dan zijn ze waarschijnlijk in het callcenter van de verkoopafdeling ook niet vlijmscherp. Als ze in het rekencentrum het nog steeds moet hebben van mainframes en als JCL de dienst uitmaakt bij de maandelijkse batchruns, dan mogen we ook een procedureel ingestelde bedrijfsvoering verwachten waarin niet elke seconde telt.
Evenzeer: als je tegenwoordig een nieuwe, dynamische zaak opzet dan zijn gehuurde toepassingen uit de cloud al bijna de norm.
Hetzelfde geldt voor applicatielandschappen. Een van los zand aan elkaar hangende, federatief georganiseerde organisatie kan zomaar honderden – zelfs duizenden - verschillende versies van dezelfde SAP-module tellen. En alleen bijzonder strak geleide bedrijfsvoeringen kunnen zichzelf één centrale database en bijbehorende applicaties permitteren (een bekend voorbeeld is de behoorlijk strakgetrokken interne IT van Oracle; Larry Ellison wilde het zo, en aldus gebeurde).
Interessant wordt het waar de werelden uiteen gaan lopen. Je wilt een hond die je niet aankunt, als het ware. Menig hoopvolle it-directeur maakt ook aan het begin van dit jaar weer grootse plannen. Meer standaardiseren. Centraliseren. Simplificeren. Verouderde applicaties met pensioen sturen. Master Data Management invoeren.
Volstrekt logisch allemaal. En dan toch altijd weer diezelfde, oprechte frustratie als ze aan de kant van het bedrijf geen centimeter blijken mee te geven. IT en bedrijfsvoering moeten op elkaar blijven lijken en als er iets dient te veranderen moet dat aan beide zijden gebeuren. Bij voorkeur een beetje in hetzelfde tempo. Een te grote kloof leidt tot bijtgedrag en gejank.
Neem daarom nog maar eens een kijkje in die hondenmand van de it-afdeling. Misschien zou er wel een nest keffende poedeltjes in moeten liggen. In plaats van die grommende Rottweiler.
Gepubliceerd in IT-executive, 21-1-2010
Net als met IT eigenlijk. Je krijgt het rekencentrum, de infrastructuur en de applicaties die je verdient. Klagen heeft daarom geen zin: je kijkt alleen maar naar jezelf in de spiegel. Er is weinig kennis van psychologie en antropologie nodig om de verbanden te zien.
Toon mij uw IT en ik vertel u wie u bent. Zo simpel is het.
Als de IT-afdeling manhaftig vasthoudt aan Windows 95 (dit is niet ironisch bedoeld, er zijn plekken waar OS/2 nog het strategische besturingssysteem is) dan hebben we instinctief een beeld van de veranderingsbereidheid en het lef van de bijbehorende organisatie. Als de helpdesk de telefoon slechts met grote tegenzin opneemt, dan zijn ze waarschijnlijk in het callcenter van de verkoopafdeling ook niet vlijmscherp. Als ze in het rekencentrum het nog steeds moet hebben van mainframes en als JCL de dienst uitmaakt bij de maandelijkse batchruns, dan mogen we ook een procedureel ingestelde bedrijfsvoering verwachten waarin niet elke seconde telt.
Evenzeer: als je tegenwoordig een nieuwe, dynamische zaak opzet dan zijn gehuurde toepassingen uit de cloud al bijna de norm.
Hetzelfde geldt voor applicatielandschappen. Een van los zand aan elkaar hangende, federatief georganiseerde organisatie kan zomaar honderden – zelfs duizenden - verschillende versies van dezelfde SAP-module tellen. En alleen bijzonder strak geleide bedrijfsvoeringen kunnen zichzelf één centrale database en bijbehorende applicaties permitteren (een bekend voorbeeld is de behoorlijk strakgetrokken interne IT van Oracle; Larry Ellison wilde het zo, en aldus gebeurde).
Interessant wordt het waar de werelden uiteen gaan lopen. Je wilt een hond die je niet aankunt, als het ware. Menig hoopvolle it-directeur maakt ook aan het begin van dit jaar weer grootse plannen. Meer standaardiseren. Centraliseren. Simplificeren. Verouderde applicaties met pensioen sturen. Master Data Management invoeren.
Volstrekt logisch allemaal. En dan toch altijd weer diezelfde, oprechte frustratie als ze aan de kant van het bedrijf geen centimeter blijken mee te geven. IT en bedrijfsvoering moeten op elkaar blijven lijken en als er iets dient te veranderen moet dat aan beide zijden gebeuren. Bij voorkeur een beetje in hetzelfde tempo. Een te grote kloof leidt tot bijtgedrag en gejank.
Neem daarom nog maar eens een kijkje in die hondenmand van de it-afdeling. Misschien zou er wel een nest keffende poedeltjes in moeten liggen. In plaats van die grommende Rottweiler.
Gepubliceerd in IT-executive, 21-1-2010
Abonneren op:
Posts (Atom)