woensdag, april 04, 2007

Hebben Pinguins Lange Staarten?

Zit ik ergens in de Long Tail? Ik denk het wel, gegeven het feit dat ik vandaag na lang zoeken een Duitse website wist te vinden waarop ik Schlagende Wetter kan bestellen. Dat is een verloren gewaande CD uit 1982 van Kowalski, een band uit het Ruhrgebied die toentertijd zo snoeihard speelde dat ik nu nog regelmatig hele stukken van conversaties mis.

Wie nog helemaal aan het begin van die cyclus staat is de schrijver Philip Pullman. Want hoewel hij het eerste deel van zijn volstrekt briljante Dark Materials trilogie al in 1996 publiceerde, moet zijn wereldfaam nog volgen. En die gaat zeker komen met de verfilming van Het Gouden Kompas, in de bioscopen aan het einde van dit jaar (schrijf deze voorspelling maar weer in de agenda, even checken in december).

Het verhaal gaat dat Pullman al zijn verhalen schrijft in een klein schuurtje in de achtertuin van zijn huis. Een dichterlijk cliché beeld dat intuïtief aanspreekt. Volmaakt geïsoleerd, losgekoppeld van de rest van de wereld, komt hij blijkbaar tot zijn meest briljante inzichten, creëert hij dat volstrekt unieke universum dat centraal staat in zijn boeken. Dat brengt me terug bij een vraag die ik al eerder stelde: worden resultaten beter naarmate er door meer mensen aan wordt gewerkt? Of, om het nog maar eens concreet te maken: in het tijdperk van open innovatie, open source en web 2.0: kun je een massa mensen zo laten samenwerken dat ze een boek schrijven dat over 30 jaar nog steeds elke dag besteld wordt?

Als we naar de resultaten van A Million Penguins kijken – een gezamenlijk experiment van de Penguin uitgeverij en de Universiteit van Leicester – ben je geneigd de vraag bevestigend te beantwoorden. Maar niet bepaald omdat het uiteindelijke resultaat zo fantastisch leesbaar is. Het zijn meer de psychologische en sociale inzichten die zijn opgedaan, die het leuk als standaardwerk zouden doen. Kan ook haast niet anders als in totaal 1500 schrijvers de handen ineenslaan om via een collaborative wiki een novelle te schrijven. Zonder enige afspraken vooraf, zonder structuur, zonder richting. En dan hebben we nog geluk dat schrijvers in het geheel geen last hebben van een ego en zich zonder uitzondering kwetsbaar en gevoelig opstellen in intermenselijke uitwisselingen.

Het resultaat is een bizarre mengeling van stijlen en verhaalwendingen. Ik heb wel eens geleerd dat de eerste zin van een boek het succes bepaalt. Welnu, aan overrompelende openingen op zich geen gebrek. Mijn favoriet: “Fluffy the cat was both alive and dead. It was a fairly tricky position for a cat to be in, but as Fluffy didn't know any better she didn't seem too concerned.”
Veel meer kun je niet over het leven zeggen.

Maar dit terzijde.

En dat is nog maar gewoon de beginzin van de vijfde paragraaf in de eerste sectie. In dezelfde sectie komen we een mistige barscene in Riga tegen, een walvis die nieuwsgierig kijkt hoe reuzengarnalen met blinkende witte tanden een scheepswrak omcirkelen en tientallen andere onderwerpen, personages en situaties. En dan hebben we nog eens 6 secties te gaan van de novelle, waarin het pandemonium zich ongestoord verder ontwikkelt. Leuk als een verslag van een week vol koortsachtige, door drank aangemoedigde ijldromen. Maar waardeloos als coherent, bruikbaar eindresultaat.

In een vroeg experiment als dit op het Internet loop je onvermijdelijk tegen vandalisme en meligheid aan. Terwijl de novelle zich ontwikkelde, moest worden afgerekend met pornografie en flauwe, spelbedervende bijdragen. Ook wierp zich een onbekende schrijver op die om ondoorgrondelijke redenen alle hoofdrolspelers omvormde tot bananen. In de ware web 2.0 stijl werd er een uitgebreide, online discussie aan gewijd die uiteindelijk leidde tot de verbanning van de banaan naar een eigen, aparte novelle.

Een goed boek ontstaat dus blijkbaar niet spontaan door er zoveel mogelijk mensen aan te laten schrijven. Evenzeer zal in het zakenleven een offerte niet per se succesvoller worden door er de Power of the Crowd tegenaan te gooien. En uit mijn eigen waarneming bij Capgemini weet ik dat kennisobjecten niet zomaar beter worden door ze via een maximaal aanpasbaar, collaborative wiki te kunnen invoeren en aanpassen. Het komt blijkbaar nog altijd aan op leiderschap: de visie en voorwaarts energie van geïnspireerde individuen maakt het verschil tussen een kakelend pandemonium en een doelgericht, aansprekend resultaat. En misschien moet je daar inderdaad eerst even voor in een verlaten tuinhuisje zitten voordat je het materiaal op het web 2.0 loslaat.

Dat Many Eyeballs dan weer kunnen helpen om het eindproduct scherper, correcter en vollediger te maken, leidt geen twijfel. Maar die bewegen zich meer om de al gemaakte kern heen, als een ware stralenkrans. En dat brengt ons uiteindelijk toch weer terug bij de regels van Eric Raymond, de kroniekschrijver van de Open Source beweging: “I think that the cutting edge of open-source software will belong to people who start from individual vision and brilliance, then amplify it through the effective construction of voluntary communities of interest”.

I Rest My Case zeggen ze dan geloof ik. Linux had Linus Torvals. Apache had Robert McCool en Brian Behlendorf. Jboss had Marc Fleury. Allemaal begaafde individuen met een enorme stralenkrans om hen heen op het Internet. Ze zouden er een boek over moeten schrijven.

Als er maar geen bananen in voorkomen.

Geen opmerkingen: