Ik houd een spreekbeurt over SOA op een congres in Warschau. Terwijl het publiek binnendruppelt valt het al snel op dat de ambitieuze Polen graag praten over de groei van hun nationale product. Op de vleugels van de markt voor BPO hebben ze hier de afgelopen jaren groeisprongen gemaakt van tientallen procenten. En zelfs nu – terwijl de economische machine van de westerse wereld krakend tot stilstand komt - worden er nog bescheiden stappen voorwaarts gemaakt. Binnen een half uur heeft al een handvol Polen me belangstellend gevraagd hoe het met de groei in Nederland staat. Het antwoord wordt steeds met een onmiskenbaar vleugje enthousiasme geabsorbeerd.
Ik mag het podium op. Ik vertel mijn verhaal over SOA (
niet als een op zichzelf staand concept aan de bedrijfsvoering slijten, aan de ene kant gebruiken om te simplificeren aan de andere kant om op goed gekozen plekken in de organisatie meer flexibiliteit en inzicht te brengen) en gooi er ter afsluiting wat visioenen van Web 2.0 tegenaan. Denk vooral niet dat het allemaal nieuw is voor de Polen: de thuismarkt floreert, de toepassingen zijn modern en de uitstekend geschoolde it-professionals nemen hun werk bloedserieus.
Dan is het tijd voor lunch. Ik zit aan tafel met directeuren en vind het pijnlijk dat je dit type in het westen niet op een congres over IT zult tegenkomen. De man tegenover me is een topmanager van een grote warenhuisketen. We kijken door het raam uit op het paleis van Cultuur en Wetenschap, een norse wolkenkrabber die tegen wil en dank is uitgegroeid tot het bekendste beeldmerk van Warschau. Mijn tafelgenoot heeft nog in deze klomp – ooit door Stalin aan de Poolse staat geschonken – gewerkt. Zoals zoveel landgenoten staat hij ambivalent tegenover het communistische verleden. “Nooit meer” bezweert hij me.
Toch mijmert hij even weg. “Al die nieuwe technologie, dat snelle reageren, die extreme flexibiliteit: we rennen als dwazen achter de waan van de dag aan”. Hij vertelt me over
Office Power: een verschijnsel uit de communistische tijd waarin aanvragen wekenlang op het bureau van een ambtenaar konden liggen. Pas als de stapel zo groot werd dat de druk ervan voelbaar was, werd de hele reeks in een klap verwerkt. Je kon daarom nog zo’n haast hebben, het grote dempende kussen van het kantoor herleidde alles tot een eigen ritme. De Pool kijkt me vorsend aan. “Gebruikers met hun wensen, ze veranderen elke dag en tegenwoordig kunnen we dat nog honoreren ook. Zo nu en dan een vleugje Office Power om te herbezinnen, het lijkt me wel gezond”.
Hij kijkt naar buiten en heel even trekt die oeroude, Slavische melancholie over zijn gezicht. Vroeger, het had zo zijn leerzame kanten.